Operante conditionering

De vier kwadranten: 

 

Bekrachtiging

(Gedrag neemt toe)

 

Correctie

(Gedrag neemt af)

Positief (toedienen)

Positieve bekrachtiging:

Aangename prikkel

Bijv. geven voer, aandacht.

 

Positieve correctie:

Onaangename prikkel

Bijv. geven tik, hard geluid

Negatief (prikkel weghalen)

Negatieve bekrachtiging:

Onaangename prikkel

-Weghalen van de onaangename prikkel

-Voorkomen van de onaangename prikkel

-Vermijden van de onaangename prikkel

-Onthouden van de onaangename prikkel

Negatieve correctie:

Aangename prikkel

-Weghalen van de aangename prikkel

-Onthouden van de aangename prikkel

Er zijn twee soorten bekrachtigers/correcties namelijk primaire en secundaire.

Primaire bekrachtigers en correcties. Deze hoef je de hond niet aan te leren. Hond weet van nature wat het betekent.(Stukje kaas=voedsel, lekker. Ruk aan de lijn = onprettig).

Secundaire bekrachtigers en correcties; deze herkent de hond niet en moet je dus eerst aanleren. Voorbeelden: De clicker, ’nee’. Bij het aanleren gebruik je klassieke conditionering. Je koppelt de secundaire bekrachtiger / correctie aan een primaire bekrachtiger/correctie. Click, dan wat lekkers. Hond leert zo dat click=lekkers betekent, en zal dus gaan reageren op de secundaire bekrachtiger (click) alsof het de primaire bekrachtiger is (voedsel).